Karrenvrachten ironie –
Alweer zo’n dijk van een column van Willem Claassen! Hij weet me altijd weer te raken met zijn klare taal, zijn radicale eerlijkheid, zijn milde, ietwat weemoedige kijk op het leven en zijn levenslust. Ik voel ook veel herkenning. Zijn manier van kijken, ervaren en interpreteren is me zeer vertrouwd.
Net als Willem ben ik een introvert, maar dan wel één die met de jaren meer naar buiten is gekeerd. Als puber, twintiger en dertiger had ik diezelfde stuntelige, stamelende, hakkelende, fluisterende, blozende, schoorvoetende, bevriezende, verstenende combinatie van verlegenheid en intens innerlijk leven die me beschroomd en beschaamd langs de kant van de dansvloer en aan het uiterste uiteinde van de bar liet staan in (in mijn geval) Achterhoekse boerendisco’s en Groningse clubs. Pas sinds mijn veertigste – het is echt in exact dat jaar gebeurd – gaat het bergeropwaarts en vouw ik langzaam open, als een zee-anemoon die voelt dat de kust eindelijk veilig is. Of in de eerste plaats nooit zo onveilig geweest is als ze hem zich voorstelde.
Het gaat natuurlijk nooit helemaal over, naar binnen gekeerd zijn is en blijft je eerste natuur. Het wordt wel rustiger en relaxter als je jezelf een beetje hebt leren kennen en er niet langer de hele tijd wat van vindt dat je ongemakkelijk bent. Wat bij mij ook veel uitmaakt, is dat het me hoe langer hoe minder interesseert wat anderen ervan vinden dat je even een kwartiertje zit weg te kwijnen op een te smalle stoel in een hoek van het vertrek. Ik weet niet hoe dat voor Willem is, ik durf alleen heel voorzichtig iets soortgelijks te vermoeden.
Omdat ik ook regelmatig uit eigen beweging een podium pakte en omdat ik me, als ik dat eenmaal deed, ontpopte als iemand met uitgesproken meningen en ideeën, zagen veel mensen mij niet als sociaal ongemakkelijk. Eerder als een lefgozertje, een haantje de voorste, een meid met een grote bek. In mijn beleving werkte het heel anders. Ik zag mezelf eerder als een shy radical. Als ik welk podium dan ook beklom, dwong ik mezelf om een diepe gevoeligheid, een groot ongemak, een intense schuchterheid te overwinnen die me deed vluchten naar de donkere hoeken en de marges van elk gesprek, van welke sociale gelegenheid dan ook.
Met terugwerkende kracht begrijp ik de irritatie van mensen die erbij stonden en ernaar keken wel. Ik riep haar ook wel enigszins over me af, omdat ik me op de Bühne (en, denk ik, vaak ook daarbuiten) wapende met een nonchalante houding. Of ik nu een mop of een verhaal vertelde, een spreekbeurt gaf, een lied zong of een gedicht voorlas, mijn gezicht bleef strak in de plooi, mijn handen trilden niet, en wat ik bracht, bracht ik met veel bravoure en karrenvrachten ironie, in spierballentaal vol absurde wendingen. Ik was die clown, die selfkicker, die branieschopper. Alles om de aandacht af te leiden van datgene wat ik niet wilde laten zien.
Wie mij beter kende of er zonder dat doorheen prikte – goede vrienden, psychologen, mijn redacteurs, F. Starik (ik doe nu ongetwijfeld hordes argeloze voorbijgangers tekort, bij dezen: ik weet dat jullie het ook zagen. Goed gezien. Bravo.) – had zoiets van: niet stoer doen Claus, niet grappig doen, niet schmieren. Je kwetsbaarheid IS je kracht. Als zij het zeiden, kwam het binnen. Dan voelde ik me betrapt. Dan wist ik dat ik me weer eens verschool. Dat ik al mijn pogingen om het te verbloemen ten spijt nog steeds een bangerd was. Een dappere bangerd misschien, één die d’r best deed om zichzelf te overstijgen, maar een bangerd.
Starik vroeg overigens ook elke keer als we elkaar troffen of ik nou nog niet dikker geworden was. Hij zag echt alles, zelfs mijn eetstoornis, waar veel mensen overheen keken. Het had misschien wel geholpen als hij het net als ik met minder ironie gebracht had, maar met terugwerkende kracht vind ik hem toch erg grappig. Goed irritant.
In mijn nieuwe dichtbundel, die volop in wording is, trek ik mijn dikke jas uit. Hij leest als een serie openingen van gesprekken tussen mij en mijn familie, mijn vrienden, andere schrijvers, de wereld. Het heeft me tweeënveertig jaar gekost, maar nu geef ik dan toch eindelijk toe dat ik op zoek ben naar verbinding.
De eerste versie gaat eind volgende week naar Lebowski. En ik kan niet wachten tot ik het allemaal aan jullie mag voorlezen.
Naakt. :-)))